Exodus 7:8-13


Exodus 7:8-13 uit NBV.
8.De HEER zei tegen Mozes en Aäron:
9.Als de farao jullie om een wonder vraagt,
moet jij Mozes ,tegen Aäron zeggen
dat hij voor de ogen van de farao
zijn staf op de grond gooit;
die staf zal dan een grote slang worden.
10.Mozes en Aäron gingen naar de farao
en deden wat de HEER hun had opgedragen.
Voor de ogen van de farao en hovelingen
gooiden Aäron zijn staf op de grond
en de staf veranderde in een slang.
11.De farao liet op zijn beurt de geleerden
en tovenaars komen en deze Egyptische magiërs
bereikten met hun toverformules hetzelfde.
12.Ieder gooide zijn staf neer en elke staf
veranderde in een slang.
Maar de staf van Aäron verslond alle andere staven.
13.Toch bleef de farao onverzettelijk,
hij wilde niet naar Mozes en Aäron luisteren,
zoals de HEER gezegd had.