Daniël 4:31-34.

scannen0609

Daniël 4:31-34 uit NBV.

31.Maar toen de zeven jaren verstreken waren,
sloeg ik,Nebukadnessar,mijn ogen naar de hemel op
en keerde mijn verstand in mij terug.
Ik prees de hoogste God,ik roemde
en verheerlijkte de eeuwig Levende:
Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij
en Zijn koningschap duurt van generatie
tot generatie voort.
32.De mensen op aarde zijn slechts nietige wezens;
Hij doet met de hemelse machten en met de mensen
op aarde wat Hij wil.
Er is niemand die Hem kan tegenhouden
of tegen Hem kan zeggen:Wat hebt U gedaan?
33.Op het zelfde moment dat ik mijn verstand terugkreeg
herwon ik,tot eer van mijn koningschap,
ook mijn majesteit en luister.
Mijn raadsheren en machtshebbers
zochten mij weer op,
mijn koningschap werd in ere hersteld
en mijn macht nam zelfs nog toe.
34.Ik,Nebukadnessar,roem,verhef
en verheerlijk nu de Koning van de hemel.
Al Zijn daden zijn juist en Zijn paden recht.
Wie hoogmoedig zijn,kan Hij vernederen.