Even uitrusten van het fietsen.
Op een schitterend plekje in het bos
stond een uitnodigend bankje.
Ik kon de verleiding niet weerstaan
en nam het bankje in beslag.
Vol verwondering keek ik om me heen.
Voor mij lag een bruggetje
het splitste het vennetje doormidden.
De zon speelde zijn spel van licht
en donker met de bomen en het stoffige water.
Mijn hart ging wagenwijd open
om de geluiden van het bos op te slurpen.
Ik hoorde het kloppen van een specht.
Jezus klopte even op de deur van mijn hart.
Ik hoorde het koeren van een duif.
Jezus riep mijn naam.
Ik nam het hele zachte geritsel van de bladeren waar.
God in een zachte bries?
Achter mij stond een boom
met een wel heel lelijk litteken uit de oorlog.
Iemand kerfde met een mes een hakenkruis in zijn stam.
Aan de achterkant zag ik een pijl naar boven wijzend.
Mensen die de oorlog meegemaakt hebben of nog…
dragen daar de littekens van met zich mee.
In hun hart of letterlijk op hun lijf.
In de verte zag ik een boom die begint in één dikke stam
maar zich splitste in drie volwassen bomen.
Vader,Zoon en Heilige Geest.
Om mij heen zag ik ook dode rottende bomen,
door paddestoelen in beslag genomen,
zij zullen net als mensen tot stof vergaan.
God was hier even zo heel dichtbij.
Maar het bijzondere moment werd wreed verstoord
door de wereldse geluiden van alle dag.
Een vliegtuigje vloog over.
Ik stapte weer op mijn fiets
en vervolgde mijn weg.
Leni.